Een kranten bericht van toen

Motown-pop in 1971: De ziel van de hitparade

In 1971 stond Motown nog altijd aan de top van de muziekwereld. Wat ooit begon als een onafhankelijk platenlabel uit Detroit, was in ruim tien jaar uitgegroeid tot een culturele krachtcentrale die wereldwijd de pop- en soulmuziek beïnvloedde. Ondanks zijn wortels in de rhythm & blues en soul, wist Motown zich ook meesterlijk te nestelen in de popcharts. En dat was in 1971 niet anders.

De sound van Motown was inmiddels legendarisch geworden: strakke ritmes, weelderige arrangementen, gepolijste producties en stemmen die emoties konden laten koken of smelten. Maar 1971 was méér dan alleen een voortzetting van de successen uit de jaren zestig. Het was een kantelpunt: de maatschappij veranderde en de muziek van Motown veranderde mee. Toch bleef het label bovenal gericht op het maken van pakkende, toegankelijke liedjes — perfect voor de radio en onweerstaanbaar voor het grote publiek.

Neem bijvoorbeeld “Just My Imagination (Running Away with Me)” van The Temptations. Deze dromerige ballad, gezongen door Eddie Kendricks, was een subtiel meesterwerk vol melancholie. Het nummer bezorgde de groep begin 1971 een nummer 1-hit in de Verenigde Staten en werd ook in Europa goed ontvangen. Het markeerde het einde van een tijdperk voor The Temptations, vlak voordat ze meer maatschappijkritische funk zouden gaan omarmen.

En dan was er Marvin Gaye, die met “What’s Going On” niet alleen een single maar ook een artistiek manifest afleverde. Dit was geen gewone Motown-pop meer, maar een spirituele en politiek geladen reflectie op een wereld in crisis — oorlog, armoede, milieuproblemen. Toch had het alle ingrediënten van een Motown-hit: een onweerstaanbare groove, warme blazers en een productie die glansde als gepoetst koper. Het lied was een wereldwijde hit en veranderde voorgoed de manier waarop soulmuziek werd gemaakt én begrepen.

Een ander opvallend moment in 1971 was de officiële solodebuut van Michael Jackson met “Got to Be There”. Slechts 13 jaar oud, maar zijn stem had al de volwassen gevoeligheid die van hem een icoon zou maken. Het lied, een midtempo ballad met elegante strijkers en een dwingend ritme, liet zien dat Michael niet alleen de kleine ster van de Jackson 5 was, maar een serieuze artiest in wording. Het nummer schopte het tot de top van de hitlijsten aan beide zijden van de oceaan.

Motown was in 1971 een huis vol sterren. Diana Ross had net haar solocarrière gelanceerd en scoorde met “Remember Me”, Stevie Wonder begon zich los te zingen van de strakke controle van het label, en groepen als The Supremes, Smokey Robinson & The Miracles en The Jackson 5 bleven de hitparades voeden met aanstekelijke popliedjes. De melodieën waren licht verteerbaar, maar nooit oppervlakkig. De arrangementen klonken luchtig, maar waren doordacht en virtuoos.

Wat Motown in 1971 zo bijzonder maakte, was het vermogen om op het snijvlak te blijven van vermaak en inhoud. Het label kon je laten dansen en huilen tegelijk. Zelfs in een tijd van maatschappelijke onrust bleef Motown de soundtrack van hoop, liefde en dromen.

Kortom: in 1971 was Motown niet alleen een soulinstituut, maar ook een absolute popgigant. De magie van het label leefde voort in elke radiogolflengte, in elke jukebox, in elke huiskamer waar muziek weerklonk. De Motown-pop van dat jaar was niet alleen succesvol — het was essentieel. En misschien wel mooier dan ooit tevoren.